De afkorting PBM staat voor personen met een beperkte mobiliteit. Dit zijn alle personen die moeilijkheden ondervinden om zich te verplaatsen en die te kampen hebben met hindernissen die ze niet of moeilijk alleen kunnen overwinnen.
In Brussel, zoals ook in de rest van België, behoort meer dan 30% van de bevolking tot de categorie van PBM.
Hun mobiliteitsproblemen kunnen te maken hebben met leeftijd, ziekte, tijdelijke toestand (zwangere vrouw, iemand die boodschappen draagt of simpelweg bagage vervoert) of een tijdelijke of permanente handicap (ziekte, blindheid, iemand die zich met krukken of een rolstoel verplaatst).
Het is dus al wat op een of ander moment in het leven van een mens een beperking kan betekenen voor de mobiliteit van die persoon. Deze beperkingen tasten de autonomie van de persoon aan, beperken zijn verplaatsingen en meer in het algemeen zijn integratie in de maatschappij.
Mobiliteitsproblemen kunnen al dan niet zichtbaar zijn:
- rolstoel
- gips, stok, krukken, prothese of looprek
- persoon met karretje of kinderwagen
- klein of groot postuur
- zwaarlijvigheid
- hart- of ademhalingsproblemen (met inbegrip van allergieën)
- reuma en artritis
- verminderd zicht (slechtzienden) of verlies van zicht (blinden)
- verminderd gehoor (slechthorenden) of verlies van gehoor (doven)
De minste verplaatsing kan voor deze mensen een echte lijdensweg worden: naar de post gaan, het openbaar vervoer gebruiken of boodschappen doen, allemaal dagelijkse bezigheden die voor hen dikwijls heel moeilijk zijn.
Om die reden wil het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich maximaal inzetten en maatregelen treffen om het leven van de PBM te vergemakkelijken, meer bepaald op het vlak van mobiliteit. De stad moet immers aangenamer worden voor alle weggebruikers.
Daarom luistert het Gewest naar de noden van de mindervaliden, werkt het samen met verenigingen van personen met een beperkte mobiliteit en neemt het deel aan verschillende commissies, waaronder de Gewestelijke Mobiliteitscommissie.