Dubbel of te dicht bij het zebrapad geparkeerde auto’s, vrachtwagens, bussen, trams, reclameborden, bomen, werven en zovele andere elementen kunnen het zicht op de weg en op mogelijk gevaar verhinderen: een overstekende voetganger of fietser, een voorbijstekende auto, een kind dat achter een bal loopt… Zo gebeuren veel zware ongevallen.
Daarom is het essentieel om in alle omstandigheden te zien en gezien te worden en op gevaar te anticiperen
Neem de juiste reflexen aan
Ik rij met de auto
Ik zorg dat ik de andere weggebruikers niet hinder door dubbel te parkeren of de auto te laten staan op de weg, de stoep, het zebrapad (of op minder dan vijf meter daar vandaan), het fietspad of enige andere plaats waar ik het zicht op de weg kan verhinderen. Ik vertraag en ben meer dan ooit voorzichtig bij verminderde zichtbaarheid (bijvoorbeeld bij het inhalen van een tram of een vrachtwagen in de buurt van een zebrapad…).
Ik ben voetganger
Ik ben een kwetsbare weggebruiker. Ik blijf op de stoep en ik steek de weg over op het zebrapad als er een is op minder dan 20m afstand. Als het donker is, draag ik lichte kleuren of reflecterende kleding. Ik maak altijd visueel contact met de autobestuurders vóór ik de weg oversteek om zeker te zijn dat ze mij gezien hebben, vooral als ik oversteek voor een bus, een tram, een vrachtwagen of een andere hindernis door.
Ik ben fietser
Ik stop voor het rode licht en kijk uit voor voetgangers. Mijn fiets voorzie ik van reflectoren en een voor- en een achterlicht. Ik draag reflecterende kleding in het donker en bij voorkeur een helm. Ik blijf weg uit dode hoeken en vermijd de achterzijde van vrachtwagens en bussen.
Als er een tram staat
Ik laat ik de reizigers in- en uitstappen en breng hen niet in gevaar. Als autobestuurder mag ik rechts voorbijsteken en als dit niet mogelijk is, dan langs de linkerkant. Ik rijd traag want er kan steeds een voetganger vóór de tram oversteken. Inhalen is trouwens verboden bij het naderen van een zebrapad. Als voetganger loop ik niet voor een rijdende tram door om over te steken want door zijn grote gewicht heeft deze een vrij grote afstand nodig om tot stilstand te komen. Ik kijk altijd of er achter een tram geen tweede tram komt aanrijden.
Als er een bus of vrachtwagen staat
Ik kijk ik uit voor de dode hoeken (opzij en achteraan) en houd ik er rekening mee dat zulke voertuigen breder uitzwenken. Ik verleen voorrang aan de bus wanneer de chauffeur met de richtingaanwijzer aangeeft dat hij de halte gaat verlaten. Als vracht- of bestelwagenbestuurder houd ik rekening met de dode hoeken en ben ik voorzichtig